Van kinderkanker naar cardioloog
Als kind zag ik mezelf later werken op de Zuidas. Ik koos zelfs een economisch profiel op school. Maar toen ik vijftien was kreeg ik de diagnose lymfeklierkanker. Vanaf dat moment veranderde alles. In plaats van cijfers en economie kreeg ik te maken met chemo’s, artsen en ziekenhuisbedden.
Ik herinner mij nog precies het moment van de diagnose. De arts haalde mij op uit de wachtkamer en gaf mij een hand. Die was koud, kil. Ik keek naar mijn ouders en we wisten genoeg. Ik voelde op dat moment alles en tegelijk helemaal niets. Mijn leven stond stil.
Waar mijn klasgenoten bezig waren met strand, feestjes en hun eerste biertjes, draaide mijn wereld om beter worden. Mijn biertjes werden chemo’s, het strand een ziekenhuisbed en de meiden verpleegkundigen. Ik probeerde nuchter te blijven maar het verdriet bij mijn ouders en broertjes vond ik het moeilijkst.
Op een kamer met drie andere kinderen werd het pas echt concreet. Volgens de statistieken zou één op de vier kinderen komen te overlijden. Ik dacht: één van ons gaat dood. Dat besef was confronterend en keihard.
Na acht maanden was ik genezen verklaard. Iedereen was blij maar voor mij begon toen pas de volgende uitdaging. Je onbevangenheid als puber ben je kwijt. Ik wist ineens hoe kwetsbaar het leven is. Tegelijkertijd leerde ik jong wat écht belangrijk is.
In het ziekenhuis groeide mijn nieuwe droom. Ik zag wat artsen en verpleegkundigen voor mij betekenden en wist: dat wil ik ook. Ik wilde de dokter worden die eerlijk is, betrokken, en er écht kan zijn voor een patiënt. Ik zette alles op alles om geneeskunde te studeren. En het lukte.
Nu werk ik als cardioloog op de spoedeisende hulp. Ik zie mensen op hun kwetsbaarst. Dankzij mijn eigen ervaring kan ik er écht voor hen zijn. Dat maakt mij, denk ik, een betere arts.
Ik ben trots dat ik mijn droom heb waargemaakt. Het jongetje op de foto zou ongelooflijk trots zijn.
Gelukkig worden steeds meer kinderen beter. En worden steeds meer dromen werkelijkheid.